O, ghij stad van Leyden

  1. G’lyck den grootsten Rapsack
    Vloot den Speck verbaest
    Als een wind die blaest
    Siet hem met zijn knapsack
    Loopen in der haest
    Als een hond die raest
    O ghy stadt van Leyden
    Dit stuck bemerck
    En laet toch verbreyden
    Gods wonderwerk
  2. De Boergoensche vanen
    Vlogen op de vlucht
    Met een groot gerucht
    En de Castil’janen
    Waren oock vol sucht
    En geheel beducht
    Door de hooge stromen
    En menig man
    Die sy sagen komen
    Dick krielen an
  3. Wilt Gods eer verbreyen
    Die nu kleyn en groot
    Vry maeckt van de doot
    En naer droevig schreyen
    U dus sent in noot
    Overvloedig broot
    Lof dan, prys en eere
    Moet syn geseyt
    God, ons aller Heere
    In eeuwichheyt

Uit:1626
Tekst: Adriaan Valerius (ca. 1575 – 1625).
Op de melodie van ‘Almande Guerre, guerre gay’