De helden van Leidens Ontzet

De Boisotkade, het Van der Werfpark, de Jan van Houtkade en de Doezastraat. In Leiden zijn talloze verwijzingen naar de helden van Leidens Ontzet. Wat voor rol speelden ze in het verhaal? We zetten het op een rijtje.

Louis Boisot (1530-1576)

Lodewijk van Boisot of Louis Boisot was admiraal van de Zeeuwse geuzenvloot tijdens de Tachtigjarige Oorlog. In opdracht van Prins Willem van Oranje staken de geuzen in september 1574 de dijken bij Rotterdam en Capelle aan den IJssel door. Door een kerende wind met stormkracht liepen in de nacht van 2 op 3 oktober 1574 de polders rond Leiden onder. De Spanjaarden vluchtten en zo kon Leiden door de geuzen onder leiding van Boisot bevrijd worden.

Gravure: Portret van Louis de Boisot (Cornelis Visscher, 1649 | Collectie Rijksmuseum)

Jan van Hout (1542 – 1609)

Jan van Hout was stadssecretaris van Leiden en de rechterhand van stadscommandant Jan van der Does ten tijde van de Spaanse belegering. Hij behoorde tot de harde kern van het stadsbestuur, die weigerde de stad over te geven, ook al lagen honger en pest op de loer. Het is ook aan Van Hout te danken dat we nog steeds het beleg en ontzet van Leiden vieren en herdenken. Vanaf 1578 organiseerde hij jaarlijks in oktober een tiendaagse jaarmarkt. Deze 3 oktoberviering zou later uitgroeien tot de belangrijkste en bekendste Leidse traditie. Samen met Jan van der Does was hij betrokken bij de oprichting van de universiteit van Leiden en hij werd secretaris van de universiteit en secretaris van het College van Curatoren (het dagelijks bestuur).

Jan van der Does (1545 – 1604)

Van der Does, ook wel Janus Dousa genoemd, was heer van Noordwijk en Kattendijke. In 1572 verhuisde hij met zijn gezin naar Leiden. Hier was hij stadscommandant en bevelhebber tijdens het beleg van Leiden in 1574. Toen Willem van Oranje na de overwinning op de Spanjaarden de stad een universiteit schonk, werd Dousa lid van de voorbereidingscommissie. Samen met Jan van Hout bleef hij de rest van zijn leven deel uitmaken van het College van Curatoren.

Gravure: Jan van der Does (Cornelis Visscher, 1649 | Collectie Rijksmuseum)

Willem Corneliszoon van Duyvenbode (1542 – 1616)

Willem Corneliszoon was organist en luitspeler in de Pieterskerk en werd vooral beroemd om zijn rol bij het ontzet van Leiden. Samen met zijn broers smokkelde hij postduiven de belegerde stad uit, op dat moment de enige mogelijke manier van communicatie met de buitenwereld. Zo kon geuzenleider Boisot op 28 september een brief naar de stad sturen en laten weten dat de dijken doorgestoken waren. Zo wist het stadsbestuur dat men nog even stand moest houden en dat de redding nabij was.

Vier jaar na Leidens Ontzet kreeg Willem Corneliszoon het recht om zich Van Duyvenbode te noemen. De duiven van Van Duyvenbode hebben in opgezette vorm nog lang in de burgemeesterskamer van het Leidse stadhuis gestaan.

Magdalena Moons, de geliefde van Valdéz

Magdalena Moons smeekt haar verloofde Francisco Valdez de bestorming van Leiden uit te stellen (Simon Opzoomer, 1840-1850 | Collectie Rijksmuseum)

Magdalena Moons: volgens de overlevering de heldin van Leidens Ontzet. Magdalena was de geliefde van de Spaanse legeroverste Francisco de Valdéz. Ze woonde in Den Haag, maar had in 1574 heel wat vrienden en familieleden in het bezette Leiden wonen. De uitgehongerde stad stond op het punt zich over te geven, maar Magdalena wist Valdéz ervan te overtuigen zijn aanval nog even uit te stellen. In ruil daarvoor zou ze met hem trouwen. Dit bleek het keerpunt in de belegering van de stad. Inmiddels hadden de geuzen de dijken doorgestoken en doordat de wind draaide, liepen de polders rond de stad onder water. Voordat Valdéz een nieuwe aanval op de stad kon plannen, moesten de Spanjaarden vluchten en zo kwam een einde aan het beleg van Leiden.

Lange tijd werd aangenomen dat de heldenrol van Magdalena Moons slechts een mythe was. Er waren geen geschreven bronnen van kort na het beleg die dit verhaal konden bevestigen en ook een registratie van een huwelijk tussen Valdéz en Magdalena ontbrak. Maar in 2007 ontdekte historica Els Kloek een notariële akte van de huwelijkse voorwaarden van Magdalena met haar tweede echtgenoot Willem de Bye, met daarop achter haar naam de verwijzing ‘weduwe wijlen don Francisco Valdéz’.

Meer info: Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (KNAW)

Cornelis Joppensz, de ketel en de hutspot

Welke Leidenaar kent niet het verhaal van de weesjongen Cornelis Joppensz die in de vroege morgen van 3 oktober 1574 de stad uit sloop om een kijkje te nemen bij de schans Lammen? De Spanjaarden waren inmiddels gevlucht voor het opkomende water, maar wat hij wel vond, was een ketel met hutspot. Hoewel velen dit verhaal voor waar aannemen – er staat zelfs een standbeeld van Cornelis met de hutspot bij station Lammenschans – werd de pot gevonden en meegenomen door Gijsbert Cornelisz Schaek. Ook was de inhoud niet wat we nu hutspot noemen, een stamppot van aardappels, peen en ui. Aardappelen waren in die tijd nog helemaal niet verkrijgbaar in Nederland. Waarschijnlijk was het een stoofpot met pastinaak. Hoe dan ook, de legende van Cornelis Joppensz heeft ervoor gezorgd dat bijna iedere Leidenaar elk jaar rond 3 oktober hutspot eet. Inmiddels organiseert de 3 October Vereeniging op 2 oktober jaarlijks voor haar leden een gratis hutspotmaaltijd op de Hooglandse Kerkgracht, een mooi ‘bodempje’ voor de rest van de festiviteiten.

De geuzen. Wie waren dat?

Schoolplaat: de watergeuzen op weg om Leiden te bevrijden (J.H. Isings, voor 1969 | via museum de Lakenhal)

Geuzen waren aanvankelijk Nederlandse edelen, tegenstanders van de Spaanse koning Filips II. Later verwees de term naar de strijders die over land of water de Spanjaarden bevochten. Aan het begin van de Nederlandse Opstand tegen de Spaanse koning gedroegen de watergeuzen zich op zee als zeerovers en maakten ze de kustdorpen onveilig. Later werden de geuzen steeds beter georganiseerd. Door de Geuzenopstand die begon met de herovering van Den Briel in 1572 en het feit dat Prins Willem van Oranje zich bij de geuzen aansloot, stegen deze opstandelingen in aanzien. Om Leiden van de Spaanse bezetting te bevrijden, staken de geuzen dijken door. In de nacht van 2 op 3 oktober 1574 zorgde een storm ervoor dat de polders rond de stad onder water liepen en de Spaanse soldaten op de vlucht sloegen. De volgende dag voeren de geuzen via de Vliet de stad binnen, met aan boord vaten haring en wittebrood voor de hongerige bevolking.

De arm van Van der Werf

Standbeeld van burgemeester Van der Werf in het Van der Werfpark (Leiden)

Pieter Adriaanszoon van der Werf was burgemeester van Leiden tijdens het beleg. Na maanden van Spaanse belegering heerste hongersnood en een pestepidemie in de stad. Hier zijn uiteindelijk zo’n 6.000 van de 18.000 inwoners aan bezweken. Het uitgehongerde volk was al bijna zover zich aan de Spanjaarden over te geven, als ze maar weer te eten hadden. Van der Werff was wellicht minder standvastig dan zijn mede-stadsbestuurders Jan van Hout en Jan van der Does, maar liet zich toch door hen overtuigen. Het verhaal gaat dat toen tijdens een opstootje in het stadhuis het volk brood of overgave eiste, Van der Werf zijn eigen lichaam als voedsel aanbood met de woorden: “Dus, zo gij met mijn dood beholpen zijt, laat hand aan dit lichaam; snijdt het aan stukken, en deelt ze om, zo wijd als ’t trekken mag”.

Wat speelde zich in die roerige dagen van 1574 in en rond Leiden af? Lees het verhaal van Leidens Ontzet