Van de schoone Victorie van Leyden

Liederen

  1. Een yegelick is wel bekent
    Wat de Paus voor een Instrument
    Sant in die Nederlanden
    Na dat Duck d’Al-ba is gheruymt
    Als hy de self-de had geschuymt
    Na Moort, Roof, en de Branden
    ’t Was de Milaensche Commandeur
    die hier toe van hem kreech de keur
    door zijn seer schalcke sinnen
    Duck dalvens handel was te wreet
    dees veynsde dat hem sulcx was leet
    Hy wout met list beghinnen

  1. De Prins en staten sloten raet
    Die vreemt scheen. Nochtans van dees daet
    salmen duysent Jaer spreken
    Den Ysseldijck creech menich gat
    De Maesdijck wert ghesteken plat
    Twater quam in ghestreken
    Hollant toonde zijn watercracht
    Zeelant heeft zijn hulp by gebracht
    Door Volck, en schoon scheeps stucken
    Boisot den vermaerden Crijchshelt
    Begaf sich op het Watervelt
    Godt liet het hem gelucken

  2. In Octobri den derden dach
    Boisot men met sijn schepen sach
    Binnen de stadt van Leyden
    de hongherighen creghen spijs
    den Heer die sy danck ende prijs
    diese hen cost bereyden
    Natuere creech weer haren eysch
    Sy werp van haer dat Peerden vleysch
    Broot had sy moeten derven
    den tijt van seven Weken lanck
    Water was meest geweest den dranck
    Waer door veel moesten sterven


Uit: 1576
Tekst: uit het Geuzenliedboek
Muziek: op de melodie van Psalm 36/68

Terug naar inhoudsopgave Liederen